Landschap, wonen en werken

Het landschap op Tholen is sterk door de mens beïnvloed en in cultuur gebracht. Voor de herverkaveling lag in het midden van het eiland een laag gelegen weidegebied met kronkelige wegen, de zogenaamde Weihoek. Bij mistig weer was het niet moeilijk om hier te verdwalen. In de herfst en winter stond dit gebied vaak onder water. 

Na de Watersnoodramp van 1953 is men begonnen met de herverkaveling. De oudste polders aan de zuidkant van het eiland ondergingen zeer ingrijpende veranderingen. Wegen werden verlegd en dijken afgegraven. Door de verbetering van de waterlopen en plaatsing van gemalen is de grondwaterstand aanzienlijk gedaald. Hierdoor is ook in de voormalige weidegebieden landbouw mogelijk geworden. 

Aan de noordkant van het eiland liggen de wat kleinere polders met hun met bomen beplante dijken. Na de overstroming van 1953 zijn vooral populieren aangeplant. Deze zijn de afgelopen jaren grotendeels vervangen door duurzamere bomen zoals essen, walnoten en eiken. Het assortiment is verder vergroot met esdoorns, abelen, linden en wilgen. De laatste monumentale iepen die nog op Tholen staan, zijn bijna allen aangetast door de iepziekte. Er wordt nu een proef gedaan met de aanplant van de steeliep, die waarschijnlijk resistent is tegen deze ziekte. 

Sporen van bewoning

De oudste sporen van bewoning, die in deze omgeving zijn gevonden, dateren van rond het begin van onze jaartelling. Bij deze vondsten was een armband van git uit de Late IJzertijd (200 voor Christus - 0) die op het veen in de omgeving van Sint-Maartensdijk werd gevonden. Ook bij een opgraving ten oosten van Poortvliet zijn, twee meter onder het maaiveld, sporen van bewoning aangetroffen. Eveneens op het veen zijn daar restanten van een boerenwoning met Romeins en vroeg inheems gebruiksaardewerk uit de 2de eeuw zijn opgegraven. 
Pas veel later zijn er opnieuw sporen van bewoning gevonden, namelijk houtskoolresten in de nabijheid van een oven in de Westkerkseberg (omgeving Scherpenisse) waarvan de ouderdom met de C 14 methode is bepaald op 1015. In 1014 en 1134 teisterden grote stormvloeden onze kust. Het zijn deze en andere stormvloeden in die periode die aanleiding waren tot het opwerpen van hoogten (terpen) en de aanleg van dijken. Een voorbeeld van zo'n hoogte is de Westkerkseberg. Van de twaalf terpen of vliedbergen die op Tholen hebben gelegen, is dit de enige overgebleven berg. De anderen zijn afgegraven. 

In de Middeleeuwen lagen hier enige eilandjes die door bedijking van tussenliggende geulen aaneen zijn gevoegd. De laatste grote geul, de Pluimpot, die Tholen in een oostelijke en westelijke helft verdeelde, werd in 1556 op twee plaatsen afgedamd. Een restant van dit water, dat Scherpenisse en Sint-Maartensdijk tot in de 20e eeuw bereikbaar maakte voor schepen, werd als onveilige schakel in de zeewering in 1957 gesloten. De Pluimpotpolder (50 ha) die zo ontstond, was de laatste grote inpoldering op Tholen. 

Naast landaanwinsten zijn er ook verliezen geweest, in het bijzonder aan de zuidkant van Scherpenisse. Door een groot aantal stormvloeden zijn dijken van meerdere polders doorgebroken. Bij de Ramp van 1953 werd ruim de helft van Tholen door het zeewater overstroomd. In het zwaar getroffen Stavenisse vielen 153 doden. Ook de materiële schade was enorm. Het monument "Het Zeemonster", gelegen aan de Provincialeweg tussen Sint-Maartensdijk en Stavenisse, herinnert aan de watervloed. 

Natuurgebieden

Enkele gebieden zijn aangewezen als natuurgebied: de Pluimpot ten zuiden van Sint-Maartensdijk, de welen onder Stavenisse, het Stinkgat in de Van Haaftenpolder en het Rammegors bij Oud-Vossemeer. Deze gebieden hebben grote ornithologische en botanische waarde. Ook de buitendijkse slikken en schorren zijn natuurwetenschappelijk waardevolle gebieden. Het zijn fourageer- en pleisterplaatsen voor talrijke vogelsoorten. Buiten het broedseizoen worden er regelmatig excursies naar deze gebieden georganiseerd. 

Aan de noordkant van Tholen en rond Sint-Philipsland liggen buitendijks begroeide schorren, die bij vloed droogblijven. Deze gebieden zijn doorsneden door kreken. Dit landschap geeft een beeld hoe Tholen was voor de aanleg van dijken. Typische gewassen die hier groeien zijn zeekraal en lamsoor, heerlijke voorjaarsgroenten met een aangename zilte smaak. 

Bestaansmiddelen

Tholen is een agrarisch gebied bij uitstek. De voornaamste gewassen zijn: tarwe, suikerbieten, aardappelen en uien, terwijl daarnaast de bloemzaadteelt een grote plaats inneemt. Ook de fruitteelt is vertegenwoordigd. De veeteelt is hier van minder betekenis. Tot voor kort kende Tholen een hoog werkloosheidspercentage. Het gemeentebestuur doet er veel aan om nieuwe bedrijven aan te trekken. Er zijn een zestal bedrijventerreinen. Het grootste ligt bij het stadje Tholen. Op het bedrijventerrein in Poortvliet staat een groot internationaal verpakkingsbedrijf. Ook is er een meubelboulevard. 

Na de strenge winter van 1962 kwam een einde aan een bloeiende bedrijfstak, de oestercultuur. Het grootste deel van de oesters vroor dood. Mede door de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal verdween ook de mosselcultuur. De Thoolse vissersschepen vissen nu op de Noordzee en hebben andere havens als thuishaven. 
Sint-Annaland, Stavenisse en Tholen hebben een jachthaven. De schepen waarmee groepen sportvissers op de Oosterschelde gaan vissen, hebben na het sluiten van de Oesterdam een nieuwe thuishaven gekregen in de voorhaven van de Bergse Diepsluis. 

Boerderijen

Op Tholen liggen enige monumentale boerderijen zoals het Huys Vermuyden aan de Kettingdijk en de hofstede Nooitgedacht onder Sint-Annaland. Het bekendst is de hofstede Reygersburgh die ovale ramen heeft Deze hofstede van rond 1680 ligt aan de Provincialeweg van Sint-Maartensdijk naar Stavenisse. Door de grote verschillen in uiterlijk en ruimtelijke indeling zijn de boerderijen op Tholen moeilijk te typeren. Het beeld wordt gevormd door een woonhuis met een relatief grote schuur met gewoonlijk een varkenshok, een bakkeet waar vroeger het brood werd gebakken en men 's zomers ook woonde en een wagenschuur. Tijdens de herverkaveling na de Ramp van 1953 zijn enige eigentijdse boerderijen gebouwd. 

Streekdracht

Op Tholen wordt er sinds de laatste wereldoorlog geen streekdracht meer gedragen. In het streekmuseum in Sint-Annaland krijgt u echter een goede indruk over hoe men hier vroeger gekleed ging. Het museum beschikt over een mooie collectie kostuums, mutsen en sieraden. 

Tholen anno nu

De voormalige Zeeuwse eilanden Tholen en Sint Philipsland worden na de sluiting van de Oesterdam en de Philipsdam in 1986 nog slechts voor een deel beïnvloed door de getijdenwateren: Nationaal Park Oosterschelde in het zuiden; het Keeten, Mastgat en Zijpe in het westen en de Krammer in het noorden. Tussen Tholen en Sint Philipsland, die door de Krabbenkreekdam (1973) zijn verbonden, ligt de Krabbenkreek. De grens met Noord-Brabant wordt gevormd door het Schelde-Rijnkanaal, die de havengebieden van Antwerpen en Rotterdam met elkaar verbindt. Met de passage van ruim 60.000 schepen is het één van de drukst bevaren scheepvaartverbindingen in Nederland. De regio is sinds het gereedkomen van de autowegen op de Oesterdam en de Philipsdam (1988) nu ook makkelijk bereikbaar vanuit de rest van Zeeland en de regio Rotterdam. 

De gemeente ligt in het verzorgingsgebied van Bergen op Zoom en Roosendaal waar regionale ziekenhuizen zijn gevestigd. Voor een deel zijn de Tholenaren ook voor het voortgezet onderwijs op deze steden aangewezen. 

De in 1971 gevormde gemeente Tholen, die in 1995 samenging met Sint Philipsland, heeft 9 woonkernen die verspreid liggen in een uitgestrekt agrarisch gebied van aaneen gedijkte polders. De streek heeft zoals heel Zeeland een relatief groot protestants volksdeel. Het katholieke deel concentreert zich vooral in Oud-Vossemeer en het stadje Tholen. De kernen hebben ieder hun eigen karakter en een eigen historisch verleden.